-
1 expérience
expérience [ekspeerjãs]〈v.〉1 ervaring ⇒ ondervinding, ervarenheid2 verstand ⇒ wijsheid, kennis3 experiment ⇒ proef(neming), poging♦voorbeelden:l'expérience l'a rendu sage • hij is door schade en schande wijs gewordenconnaître par expérience • uit ervaring kennenfaire l'expérience de qc. • iets leren kennen, iets ondervinden, meemakenprendre de l'expérience • ervaring opdoenl'expérience prouve que • de praktijk leert datsans expérience • onervarenavoir l'expérience du monde • het klappen van de zweep kennenexpérience de psychologie • psychologisch experimentsujet d'expérience • proefpersoonexpérience animale • dierproefexpérience nucléaire • kernproeff1) ervaring2) verstand, kennis3) experiment -
2 l'expérience des affaires
l'expérience des affairesDictionnaire français-néerlandais > l'expérience des affaires
-
3 savant
savant [saavã]1 geleerd ⇒ knap, kundig3 bekwaam ⇒ bedreven, handig♦voorbeelden:société savante • wetenschappelijk genootschapj'en parle savamment • ik spreek uit ervaring, met kennis van zakenun savant • geleerde, wetenschapperadj1) geleerd2) bekwaam, deskundig4) ingewikkeld -
4 j'en parle savamment
j'en parle savammentik spreek uit ervaring, met kennis van zaken
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский